Aan het einde van de zomervakantie mocht ik mee op een uitje georganiseerd voor kinderen uit gezinnen die gebruik maken van de voedselbank. De dag werd mogelijk gemaakt via donaties opgehaald door Lionsclub Son en Breugel en stichting Eddie, en door een verder niet met naam bekende gulle donor (die de busreis mogelijk maakte). Wat mij toegelicht werd, is dat De Voedselbank volledig afhankelijk is van donaties voor alle activiteiten die niet horen bij de ‘core business’. Subsidies vanuit bijvoorbeeld lokale overheid mogen enkel ingezet worden voor lasten die gekoppeld zijn aan alles wat nodig is voor het verzorgen van het ophalen, de opslag, en de distributie van de voedselpakketten voor mensen, gezinnen, die dat letterlijk en figuurlijk ‘broodnodig’ hebben. Alle andere inspanningen en ideeën zijn altijd slechts mogelijk als daar donaties voor gedaan zijn. Hier volgt een verslagje van mijn persoonlijke ervaringen die dag gespekt met anekdotes van enkele van de vele momentjes die me raakten en waarvan ik merkte dat ik moeite had ze met anderen te delen zonder vol te schieten. Om die reden heb ik het opgeschreven, zodat de ervaring niet verloren gaat en mogelijk/hopelijk ook anderen kan raken en inspireren.
De voorbereiding van de dag werd tot in de puntjes verzorgd door de vrijwilligers van de voedselbank, waarvan er ook een groot aantal meeging voor de begeleiding gedurende de dag. Vooraf kreeg ik een uitgebreid programma waaruit bleek dat werkelijk geen detail over het hoofd gezien was, en dat bleek ook uit het werkelijk perfecte verloop van de dag.
Op de dag zelf werden 31 kinderen begeleid door 11 vrijwilliger. Ik mocht het avontuur beleven met 4 meiden variërend in leeftijd van 9 tot 12. Een meidengroepje dat ik al snel ‘mijn atletiek club’ begon te noemen, want de hele ochtend en het grootste deel van de middag renden ze van attractie naar attractie, onder touwen door bukkend en over stenen en obstakels heen springend. Ik mocht erachteraan rennen met rugtas vol versnaperingen… (Om de privacy van mijn meidengroep te bewaken zal ik uiteraard niet geen namen gebruiken en hier en daar de vertelde feiten wat in elkaar laten overlopen zodat de verhalen niet terug te halen zijn tot specifieke kinderen of deelnemers op deze dag).
Wat een dag!
‘s Ochtends vroeg om 7:30 waren de vrijwilligers al bijeen gekomen bij de voedselbank om lunchpakketjes te bereiden en voor elke groep een grote shopper klaar te zetten met heerlijkheden. Een shopper met inhoud die ons echt goed bediend heeft gedurende de dag; samen met het extra raket-ijsje en de frieten met snack aan het einde van de dag. Er was in ieder geval bij mijn meiden groep, ‘the girls’, zoals ze zich noemden, geen enkele vraag naar meer. Tevredenheid en dankbaarheid leken te regeren. Of was het het verwachtingskader, vragen heeft geen nut? Of was het simpelweg omdat ze haast hadden om zoveel mogelijk attracties te doen? Ik heb in ieder geval nog nooit op één dag in een pretpark zoveel gedaan…
Wat overduidelijk was, was het enthousiasme en de blijdschap over deze trip! Ik fietste iets voor 8:30 het terrein op waar de ouders/verzorgers de kinderen kwamen brengen en de paar aanwezige kinderen keken al vol verwachting en wat gespannen om zich heen. Om stipt 8:30 werden de ouders naar huis gestuurd, en volgde al snel het spannende moment van de groepjes bijeen brengen. Helaas bleek voor één van mijn bedoelde vijf meiden de trip niet door te gaan, door onbekende redenen; ouders hadden niet afgemeld – “misschien hadden ze de informatie niet goed begrepen, het is ook allemaal nieuw voor ze” hoorde ik een vrijwilliger spijtig mijmeren. Blijkbaar niet geheel onverwacht en ook niet eerste noch de laatste keer, communicatie kan soms lastig zijn als we niet dezelfde taal spreken.
Mijn meiden kwamen na het afroepen van de namen één voor één bij me staan en al meteen werd duidelijk dat ik een top-dag ging hebben! Wat een leuk groepje! Spanning gierde bij de jongste van het stel door het lichaam leek het, met trillende handjes en oogcontact vermijdend kwam ze bij me staan. “Hai, ik ben Roger! Vind jij het ook zo spannend vandaag?” begin ik … en krijg een voorzichtige blik omhoog. “Ik ben nog nooit in Toverland geweest” zeg ik, “dus wat vind ik het fijn dat ik vier van die stoere meiden heb die mij mee willen nemen!” “Als ik iets spannend vind, mag ik dan jouw hand vasthouden?”. Het blijkt dat Toverland geen onbekend terrein voor mijn atletieksters is, allemaal zijn ze er al een keer geweest op een recente schoolreis. Dus enthousiast beginnen ze te vertellen, en hoor ik waar ze allemaal wel en niet in durven en willen. De Troy blijkt een topper te zijn hoog op de wensenlijst. Voorzichtig voel ik een handje in mijn hand verdwijnen.
Samen lopen we naar de bus, en ik stel voor dat ze een beetje bij elkaar gaan zitten om elkaar wat te leren kennen. Maar uiteraard is het ook wel erg leuk en veilig om bij een neefje, nichtje, broertje, of zus in de buurt te zitten. En zo zie ik ook de blijdschap van het bekende wat terugkeren in de gezichten en stap ik vol vertrouwen de bus weer uit om plaats te nemen in de auto van één van de begeleidsters. De auto voor noodgevallen. En voor mij een fijne rit met een goed gesprek.
Los van de persoonlijke raakvlakken in interesses (o.a. Up with People) en naar blijkt gezamenlijke kennissen, heb ik een hartstikke interessant gesprek met Monique over de voedselbank en dit soort tripjes. Ook op de terugweg rijd ik mee in de auto, en naar aanleiding van één van mijn anekdotes krijg ik er dan ook één van Monique van een eerdere trip: Hoe een aantal meiden niet uit de douche wilden komen na afloop, omdat het zo heerlijk was om warm te douchen…
Hoe vanzelfsprekend is het voor de één om ‘s avonds na een drukke dag even lekker af te stomen onder een hete straal? En hoe bijzonder koud is het gemis daarvan bij de ander blijkbaar.
Zo ook het dragen van passende schoenen. Voor mij en mijn vrouw is het vanzelfsprekend dat onze kinderen goede, goed-passende schoenen dragen. Voeten groeien, dus zo’n twee keer per jaar gaan we bij de lokale schoenenwinkel op bezoek voor goed pas-advies. We halen zo winterschoenen voor de winter, zomerschoenen en sandalen voor de zomer. Omdat elke voet anders is, en gedragen schoenen van broer of zus ook vaak versleten zijn, bezuinigen we niet via doorschuif schoenen. Een enkele uitzondering daar gelaten voor de hockeyschoenen die einde van het seizoen gekocht zijn voor de oudste en nu alweer te klein zijn. Die passen prima bij de tweede. Ja, ook hockeyschoenen en gymschoenen voor op school kopen we indien nodig, en als het veel regent stappen ze rond in hun laarsjes. Voor gymschoenen waren meestal de budgetschoenen van een grote sportwinkel afdoende, maar met toenemende leeftijd en mode-bewustzijn weet ik niet of we daar nog lang mee wegkomen. En voor op stal bij de pony’s heeft mijn dochter eigen stalschoenen. Voor de meeste gezinnen in onze kennissenkring zal dit in meer of mindere mate herkenbaar zijn. Goede schoenen zijn immers belangrijk voor kinderen in de groei en daarmee een vanzelfsprekende aankoop. Hoe anders het gesprekje dat spontaan ontstond tijdens het eten van een broodje kaas, een broodje gekleurde hagel, een krentenbol, en een mandarijn.
“Hoe gaat het met je voeten, heb je geen pijn?” hoor ik vragen. “Nee valt wel mee, ik heb wel wat pijn in mijn tenen, maar gaat nog wel” luidt het antwoord. “Hoezo?” vraag ik, “moe van het hardlopen?” grap ik, refererend aan het feit dat ze mij het hele park hebben laten bezoeken in de twee uur dat we er pas waren. “Nee, de schoenen zijn wat te klein”. Maat 31-32 voor voeten die eigenlijk maat 33-34 zouden moeten hebben… Het gesprek gaat verder, alsof het de normaalste zaak van de wereld is. “Ik heb mijn schoenen al twee jaar!” zegt de ander, “en ze zijn nog kei mooi, want ik ben er heel zuinig op. Ze kostten wel 250€ dus ik moet er wel lang mee doen”. “Passen die dan nog?” vraag ik. “Ja, want we hadden ze wat op de groei gekocht”. Nummer drie aan tafel meldt vervolgens dat haar schoenen van een oudere broer of zus komen en wel wat groot zijn, maar dat is gewoon met een inlegzooltje opgelost. Die zit niet zo lekker denk ik, want bij één van de attracties wilde ze die inlegzool eigenlijk liever na het uittrekken van de schoen niet meer terug erin doen. Nu snap ik dat wat beter. Nummer vier is niet zo spraakzaam tijdens de lunch, ze wil vooral heel graag weer gaan rennen en spelen met de andere kinderen en springt niet veel later vol ongeduld en pret op van haar stoel om op oud ogende gympen weg te rennen.
Hoe vanzelfsprekend goede schoenen zijn voor de één, hoe groot de druk op een al zeer krap budget bij de (ouders van) de ander. En dan moeten concessies gedaan worden. Zo gewoon voor deze kinderen. Een lunchgesprek dat hen niet bijzonder raakte, maar mij wel.
Wegdromend in de wachtrij lijkt één van mijn meiden in de middag even wat stil en afwezig te zijn. Met gedachten elders. Ik laat dat maar even. Al snel draait ze bij en begint ze hardop de Engelse teksten te lezen die op de wanden geschreven zijn. In goed Engels leest ze het wat moeizaam maar wel correct op. Als ik vraag of ze ook weet wat ze net gelezen heeft krijg ik vervolgens een, wederom wat moeizame, maar wel perfecte vertaling van wat er stond. Aangemoedigd door mijn complimenten wordt er verder gelezen en krijg ik bevestigd wat ik al dacht: een slimme meid! Raadseltjes waarmee ik de kinderen wat bezighield tijdens het wachten pikte ze snel op, en haar ogen leken omgeving en onbewuste/non-verbale communicatie van mensen om ons heen nieuwsgierig en alert te registreren. Dit jaar de brugklas. Hopelijk dat ze daar dat enthousiasme en die interesse vast kan houden, dat ze zich vrij en gestimuleerd voelt om haar duidelijk aanwezige capaciteiten te benutten.
Opvallend de hele dag, was de aandacht en het respect dat de kinderen voor elkaar hadden. In mijn groepje, maar ook voor zover ik het mee heb gekregen in de andere groepjes, is geen onvertogen woord gevallen. Kinderen speelden onderling fijn samen, ondanks dat velen elkaar niet eerder ontmoet hadden. Wat ik eerder al schreef: mijn groepje wilde er alles uithalen. En dat gold ook voor de attracties die ze bezochten. Bij de start van de dag had ik ze gevraagd, met de kaart van Toverland erbij, om ieder één ding aan te wijzen dat vandaag gedaan moest worden. Naïef dacht ik dat we die 4 dingen wel zouden redden en dat ik die belofte kon nakomen. Aan het einde van de dag waren voor twee kinderen echter nog de gekozen top-attracties niet afgevinkt, aiaiai. Wat te doen? De kinderen alleen door het park laten rennen zo net voor de afgesproken eindtijd, de frietjes en daarna de thuisrit, dat leek me niet verstandig. Het overleg dat vervolgens plaats vond met mijn toppertjes… wow! Vol onderling begrip werd gezocht naar oplossingen. Gelukkig kon ik de hulp inroepen van de centrale post: een ander groepje ging toevallig nog net naar dezelfde attractie waar één van mijn meiden heen wilde, dus een splits was mogelijk. Na wat geheenenweer waren we er uit en kon ik in de zeer enge Fenix achtbaan met één dame, terwijl de andere dames samen naar het andere groepje toegingen en zo de laatste vink konden zetten. Later hoorde ik dat ze nog wat gezeur van andere mensen in de rij over zich heen hadden gekregen omdat ze de rij skipten om bij de groep aan te kunnen sluiten die inmiddels al wat verder waren. Toch altijd verbazingwekkend, het onbegrip en de lage ‘gunfactor’ die er heerst in dat soort situaties, zagen die zeurende volwassenen dan niet dat daar twee kinderen zich wilden aansluiten bij een andere groep? Hier konden ze dus nog wat leren van de kinderen die ze zo vlug veroordeelden.
Een hoogtepunt was de Troy. Letterlijk en figuurlijk, want het was denk ik ook de hoogste en engste achtbaan van het park. Maar daar kwam ik pas achter toen het al te laat was… net als mijn bij-rijdster die het erg spannend vond. Tijdens de rit probeerde ik haar te helpen om de angst te verdragen. “Knijp maar flink in mijn handen als je het te spannend vindt, en wat ook helpt is héél hard gillen”, zei ik, “kijk maar eens of je me aan één kant doof kan gillen”, voegde ik grappend toe. Nou, dat heb ik geweten… met wat beurse hand en doof wordende oren zat ik toch enigszins ongerust naast een zeer jonge meid in een lange rit van een enge achtbaan. Het leek maar door te gaan en door te gaan… “was dit wel een goed plan?” begon ik me af te vragen. Maar aan het einde van de rit kreeg ik mijn antwoord. Wat beduusd, maar stralend van trots en met een grote glimlach stapte mijn gezelschap uit de attractie. Een attractie waarin ze een angst overwonnen had, “zonder flauw te vallen, zoals de vorige keer!” zoals ze trots toevoegde. “Dat knijpen en schreeuwen werkte echt!”. Ik wreef nog een keer tevreden met mijn beurse hand over mijn oor, kleine rampspoed vermeden, pfiew.
“Ga je echt mee erin, dat zou mijn papa nooit doen!”
Nog zo’n vraag en opmerking die voorbij kwam, en volgens mij wat onafhankelijk van de situatie geïnterpreteerd mag worden, maar toch leuk om te vermelden. Bij de eerste attractie waar we heen renden was het de bedoeling om op een soort motorfiets-achtbaan te gaan liggen (voorover op een racemotor). Vervolgens werd je dan met buik-kriebel-veroorzakende-snelheid weggeschoten voor een korte maar zeer snelle rit vol bochten. Achteraf begrijp ik héél goed waarom andere papa’s niet mee hierin gegaan zouden zijn… kleine motortjes niet echt gemaakt voor een slechte rug. Maar goed, alles voor een top-dag voor deze meiden. Ze kregen me zelfs in attracties met duizeligheidsrisico, de carrousel (jaja…), de wildwaterbaan (ronde bootjes), en een achtbaan waarin je tegelijkertijd ronddraaide en vooruit ging. Wat was ik blij dat ze allemaal enthousiast ‘ja’ riepen toen ik voorstelde dat we even in de bootjes konden gaan, rustig dobberend op een rails door het water bijkomen van de pret. Ook daar weer mooie gesprekjes en duidelijk genietende meiden van een stel vreemde eenden die om de boot heen zwommen; “is dat niet gevaarlijk, raken zie niet vast onder de boot?” vroegen ze aan elkaar.
Natuur was alom te vinden in het park, prachtige planten naast de lange wachtrijen, watertjes met visjes en fonteintjes. Toverland doet goed haar best om betoverend te zijn. Deze voorlaatste anekdote getuigt daar van. In de rij voor één van de attracties plukten twee van de meiden, voor ik er erg in had, ieder een groot blad van een plant. Omdat het ‘kwaad’ al geschied was liet ik het er maar even bij; welk kwaad zat daar eigenlijk in? Naar het bleek niet veel. De blaadjes werden al wachten in de rij gaandeweg een mooie afleiding en de zachtheid, plastic aanvoelende structuur, en het plop-geluid dat ze maakten bij het bol-hol duwen en weer terug, zorgden voor de associatie met de ‘pop-it’. Pop-its zijn momenteel zeer populair bij kinderen, het is een soort rond plastic dingetje met allemaal ronde stukjes die je met een ‘plopje’ in kan duwen de ene kant op, en dan weer terug kan duwen de andere kant op. Mijn dochter kocht er één met haar zakgeld (nog zo’n vanzelfsprekendheid?). Een speeltje om mee te ‘fidgetten’, een fidget-toy. Dus onschuldig en voor de meiden een leuke afleiding. Eenmaal in de attractie zittend moest echter alles weggelegd worden, tassen aan de kant, maar ook de pop-it blaadjes werden geconfisqueerd. De jonge man die de veiligheid moest waarborgen was onverbiddelijk en nam de blaadjes in. Een teleurgestelde blik verscheen op de gezichten, maar geen protest, geen weerwoord, geen ‘waarom?’ vraag. Na een dolle rit kwam de rij karretjes tot stilstand. En wat schetste mijn verbazing? Diezelfde jongen kwam terug naar de dames, en gaf ze beiden hun blaadje weer terug! Met de datum erop geschreven en de naam van de attractie! Zo klein… zo simpel, zo goed gezien van die jongen. De meiden waren dolblij en liepen vervolgens allereerst weer terug naar hun tassen om de blaadjes daar in te doen als aandenken. Pas daarna konden ze zich volledig laten doorweken in de waterstralen, nog een achtbaan, en nog één, en weer die ene, en nog een keer die andere… Tot het moment daar was om de dag af te sluiten met frietjes en een snack.
De hele dag was mijn antwoord op vragen als ‘wat moet ik hiermee [papiertje] doen?’, ‘wat moet ik hiermee [lollystokje] doen?’, ‘wat moet ik hiermee [mandarijnenschil] doen?’ steevast: “wat denk je zelf?”, en in het begin van de dag moest ik dat nog opvolgen met een korte toelichting: “wat dacht je van die prullenbak daar?”. Dus toen alle buiken vol waren, en we de tafels aan het opruimen waren, was inmiddels het vervolg op die vraag niet meer nodig. Bij een vragende blik en een leeg frietbakje was een knikje naar de dichtstbijzijnde prullenbak afdoende. Maar deze had ik niet verwacht: “wat moet ik hiermee doen [twee overgebleven kroketten]?”. Na mijn blik in de richting van de prullenbak en “wat denk je zelf?” kwam de vraag: “mag ik ze mee naar huis nemen?”. En zo liep één van mijn meiden in alle rust met twee koude kroketten in de zak van haar vestje naar huis, om die daar op te kunnen warmen voor één van haar vele broertjes of zusjes. Of misschien voor zichzelf.
Wat een beeld om de dag mee af te sluiten . En wat een les in niet-vanzelfsprekende-vanzelfsprekendheid hebben die meiden mij gegeven. Fijn dat ik ze deze ene dag even mocht begeleiden in het prachtige Toverland, wat een dag!
Met dank aan allen die het mogelijk maakten voor deze groep kinderen en aan alle vrijwilligers bij de voedselbank die zich iedere week met verve inzetten om in onze van overvloed overspoelde maatschappij de noden iets te verlichten voor gezinnen met kinderen waarvan vanzelfsprekendheid niet vanzelfsprekend is, maar wel zou moeten zijn.